Er zijn geen speciale katholieke kledingvoorschriften. Wel hoort een man in de kerk geen hoed of pet te dragen, en wordt het op prijs gesteld als je in de kerk netjes gekleed bent. Sommige priesters dragen altijd zwarte kleding met een wit boordje om de nek. Andere priesters dragen alleen een kruisje op de revers van hun jasje.
De rooms-katholieke kerk kent ook veel orden en congregaties. Dat zijn verenigingen van mannen of vrouwen die samen aan een geloofsideaal werken. Vaak hebben zij eigen kleding. Zo zijn er zusters (of ‘nonnen’, maar dat woord is wat onbeleefd) die een sluier op hun hoofd dragen. Ook zijn er nog paters en broeders die een bruine of grijze pij dragen.
Het basiskleed van een priester, diaken, pastoraal werker en acoliet is een wit kleed. Je kan hen van elkaar herkennen door wat ze over dit witte kleed dragen. Als een priester een viering leidt, dan heeft hij een lang kleed aan en een lange sjaal: een stola. Naast een stola draagt een priester daarover tijdens een eucharistieviering een gekleurd gewaad: een kazuifel. Een diaken heeft tijdens een viering diagonaal een stola over de schouder.
Behalve priesters en diakens kent de kerk in Nederland ook pastoraal werker en werksters. Dat zijn mensen die theologie hebben gestudeerd en in de kerk werken. Ze mogen minder dan priesters, maar dragen bij een viering ook een lang kleed en een gekleurd insigne of scapulier.