De Joodse traditie is tegen elke vorm van ingrijpen om het leven te bekorten. Wel mogen er pijnstillende middelen worden gebruikt. Wel moet erbij gezegd worden dat liberale joden hier minder strikt in zijn. Als het mogelijk is zal een rabbijn (geestelijk leraar) een stervende bijstaan. Een ernstig zieke wordt niet alleen gelaten. Het is een religieuze plicht om iemand in de laatste levensfase nabij te zijn.
Na de dood mag het lichaam met een laken worden afgedekt. De dode mag alleen verzorgd worden door familie of mensen van de Joodse gemeenschap. Mannen doen dat bij mannen, vrouwen bij vrouwen. Het lichaam wordt met lauw water afgespoeld, bekleed met een laken en in een eenvoudige kist gelegd.
Joden worden bijna altijd begraven, meestal op eigen begraafplaatsen. Dit gebeurt zo snel mogelijk na overlijden. Het is niet gebruikelijk om de dode nog te zien. Wel is het heel belangrijk dat een mannelijk familielid kaddisj kan zeggen: het gebed voor de overledene.
In de rouwperiode worden de nabestaanden niet alleen gelaten. Familie en vrienden blijven de eerste zeven dagen na de begrafenis vaak op bezoek komen: ‘sjiwwe zitten’ heet dat. Na een maand wordt het weer wat gewoner, maar de officiële rouwtijd duurt elf maanden. Bij elk bezoek aan het graf van een dierbare leggen de mensen er een steentje op.