In de jaren zestig van de twintigste eeuw begon Nederland te veranderen met een snelheid die uniek is in de geschiedenis. In de honderd jaar daarvoor had Nederland ook een unieke periode doorgemaakt: die van de verzuiling. Protestanten, katholieken en socialisten leefden toen sterk in de invloed van hun eigen levensbeschouwing. Ze hadden hun eigen kranten, politieke partijen, scholen, ziekenhuizen, organisaties en verenigingen. De mensen waren erg betrokken bij hun levensbeschouwing.
Maar de laatste veertig jaar is die situatie helemaal omgekeerd. De aanhang van de traditionele kerken neemt in snel tempo af. Mensen willen hun eigen keuzes maken, hun eigen levens bepalen en niet langer afhankelijk zijn van een autoriteit. Levensbeschouwing is iets voor het privé-leven geworden.
Vooral voor de oudere generaties zijn die veranderingen ingrijpend. Ze hebben in hun jeugd het ene uiterste meegemaakt – een samenleving waarin levensbeschouwing zeer grote invloed had – en leven nu in een samenleving waarin levensbeschouwing een privé-keuze is. Voor de jongere generaties daarentegen is het heel normaal om zelf een ‘geloof’ samen te stellen.