Voor een moslim draait alles om de eenheid van God (Arabisch: Allah. ‘Al’ betekent ‘de’ en ‘ilah’ betekent ‘god’; Allah betekent dus ‘de God’). God is de schepper en de heer van de kosmos. Hij is almachtig. Een veelgebruikte uitdrukking van moslims is dan ook Insj’Allah: als God het wil. Overigens hebben mensen een eigen, vrije wil. Ze blijven dan ook verantwoordelijk voor hun eigen daden.
Een moslim probeert zich over te geven aan de wil van God. Die houding zie je terug in het gebed, waarbij moslims staan, buigen en knielen voor God. Door Gods boek te lezen, de Koran, en de profeet Mohammed na te volgen worden moslims herinnerd aan de directe band die ze met God hebben. Ze proberen te leven als een goede moslim en geloven dat het vrede brengt: in jezelf, om je heen en in het hiernamaals. Dat betekent niet alleen dat ze de religieuze plichten moeten nakomen, maar ook bijvoorbeeld dat ze eerlijk moeten zijn en anderen helpen.
Veel moslims hebben een sterk saamhorigheidsgevoel. In hun geloof is het van belang dat ze bij de wereldwijde gemeenschap van moslims horen (oemmah). Het maakt niet uit in welke land je bijvoorbeeld een moskee binnenstapt: je kunt overal (samen) bidden.
